Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de neergang van het vermogen van Z vooral plaats heeft gevonden na de overlijdensdatum in 2008.

A, de moeder van belanghebbende (X), overlijdt in 2008. X en haar broer zijn de erfgenamen van A. Tot de nalatenschap van A behoort ook een vordering op Z, de moeder van A. In haar aangifte voor het successierecht waardeert belanghebbende de vordering op Z op nihil, omdat de verhouding tussen A en Z gebrouilleerd was. De inspecteur is het echter niet eens met de waardering van de vordering op Z door belanghebbende. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de neergang van het vermogen van Z vooral plaats heeft gevonden na de overlijdensdatum in 2008. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur voldoende gesteld en aannemelijk gemaakt dat het vermogen van Z op de overlijdensdatum groot genoeg was om de schuld geheel te voldoen. De inspecteur heeft de vordering volgens de rechtbank dan ook niet te hoog vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

4

Gerelateerde artikelen