X koopt in 2011 een perceel grond. Ter zake van de levering is X btw verschuldigd, en doet hij een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting. De inspecteur is echter van mening dat de vrijstelling niet van toepassing is, omdat er geen sprake is van een bouwterrein in de zin van art. 11 Wet OB 1968. De inspecteur en X zijn het er wel over eens dat het perceel grond een bouwterrein is in de zin van de Btw-richtlijn, maar de inspecteur is van mening dat dit niet van belang is voor de samenloopvrijstelling (art. 15 WBR).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de richtlijnconforme uitleg van het begrip bouwterrein doorwerkt naar de samenloopvrijstelling. De rechtbank overweegt hierbij dat de samenloopvrijstelling beoogt een cumulatie van btw en overdrachtsbelasting te voorkomen bij overdracht van een onroerende zaak, door de overdrachtsbelasting in bepaalde gevallen te laten wijken. Vervolgens bepaalt de rechtbank, aangezien X en de inspecteur het er over eens zijn dat er sprake is van een bouwterrein in de zin van de Btw-richtlijn, dat in casu geen overdrachtsbelasting is verschuldigd. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant