Eiseres, X bv, is opgericht voor het behandelen van afvalwater dat vrijkomt bij de productie van papier. De aandelen van X bv zijn in handen van drie nabijgelegen papierfabrieken. Het afvalwater wordt door X bv ingenomen en gezuiverd. Daarbij wordt biogas teruggewonnen dat wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit. Het gezuiverde afvalwater is voor 99,8% gereinigd en wordt hierna geloosd, waarbij wordt voldaan aan de lozingsnormen van Rijkswaterstaat. Het Hoofd van het Bureau verontreinigingsheffing rijkswateren heeft aan X bv de in geschil zijnde voorlopige aanslag verontreinigingsheffing rijkswateren opgelegd voor een bedrag van € 77.958. In geschil is of X bv op grond van het gelijkheidsbeginsel in aanmerking komt voor de vrijstelling van art. 7.6 lid 4 van de Waterwet.
Rechtbank Arnhem oordeelt dat X bv niet op grond van het gelijkheidsbeginsel in aanmerking komt voor de vrijstelling van art. 7.6 lid 4 Waterwet. De rechtbank is van oordeel van dat van gelijke gevallen geen sprake is en overweegt daarbij als volgt. Uit de wettekst en de wetsgeschiedenis blijkt dat doelstelling van de vrijstelling is het stimuleren van innovatieve samenwerkingsprojecten tussen lokale overheden en bedrijven, waarbij de bedrijven van een waterschap gezuiverd afvalwater afnemen voor hergebruik en dit na het hergebruik weer – ten minste in gelijke mate gezuiverd – lozen. Vaststaat dat in het onderhavige geval sprake is van samenwerking tussen bedrijven en niet van samenwerking tussen lokale overheden en bedrijven. Verder moet het gaan om de afname van gezuiverd afvalwater van een waterschap voor hergebruik. In casu gaat het om de afname door X bv van ongezuiverd afvalwater dat niet afkomstig is van een waterschap. Ten slotte dient het water te worden hergebruikt. Hiervan is volgens de rechtbank geen sprake. Ter zitting heeft X bv gesteld dat na de reiniging het water wordt geloosd; het wordt derhalve niet door de papierfabrieken hergebruikt. Dat thans wel plannen hiertoe bestaan, maakt voor het onderhavige jaar niet uit. Het beroep van X bv is ongegrond.