Belanghebbende, X, is met ingang van 1 februari 2004 werkzaam als CEO bij C. Sinds 31 december 2003 was hij reeds werkzaam als bestuurder van de Amerikaanse werkmaatschappij van C. In geschil is of de vrijstellingsmethode of de verrekeningsmethode moet worden toegepast bij de berekening ter voorkoming van dubbele belasting ten aanzien van het aan de Verenigde Staten (VS) toe te rekenen deel van de bestuurdersbeloning. X beroept zich daarbij op een resolutie van de staatssecretaris uit 1994. Rechtbank Arnhem oordeelt dat voor toepassing van de vrijstellingsmethode is vereist dat in de VS belasting is geheven over de beloning. In de resolutie is namelijk opgenomen dat de vrijstellingsmethode alleen kan worden toegepast als door de belastingplichtige wordt aangetoond dat de beloning in de andere staat in de belastingheffing is betrokken. De rechtbank acht hierbij van belang dat de beloning door een verschil in heffingsgrondslag tussen Nederland en de VS niet daadwerkelijk in de VS in de belastingheffing is betrokken. Het gelijk is aan de inspecteur.
Advocaat-generaal (A-G) Niessen concludeert dat de resolutie niet eist dat er daadwerkelijk belasting moet zijn geheven. Volgens de A-G is slechts vereist dat het voordeel in de VS in de "heffing is betrokken". Aangezien in deze procedure nog niet is vastgesteld of het voordeel in de VS in de heffing is betrokken, adviseert de A-G de Hoge Raad om de zaak te verwijzen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 oktober