Bij zijn uitdiensttreding bij Z heeft belanghebbende (A) gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van zijn deelname aan de pensioenregeling van zijn ex-werkgever. In 2003 betaalt belanghebbende € 5.945 in het kader van zijn voortgezette deelname aan de pensioenregeling. In geschil is of belanghebbende dit bedrag als negatief loon of als lijfrentepremie in aftrek kan brengen bij de berekening van zijn inkomen uit werk en woning.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vrijwillige pensioenpremie noch als negatief loon noch als lijfrentepremie in aftrek kan worden gebracht. De rechtbank overweegt hierbij dat de aanspraak op de met de premie samenhangende uitkeringen geen aanspraak op pensioen vormt als bedoeld in art. 18 Wet LB, zodat de uitkeringen niet zijn aan te merken als loon in de zin van de Wet LB. De premie die belanghebbende als voormalig werknemer voor zijn voortgezette deelname aan de pensioenregeling heeft betaald, houdt daarom volgens het hof onvoldoende verband met zijn voormalige dienstbetrekking om als negatief loon te kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van de aftrekbaarheid als lijfrentepremie overweegt het hof dat de aanspraak op de uitkeringen die met de premie samenhangen, niet voldoet aan de definitie van lijfrente uit de Wet IB 2001. Het gelijk is aan de inspecteur.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch