Mevrouw Giesen [X1] en de heer Van den Berg [X2] hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in Nederland. Mevrouw Giesen heeft, in het verleden, als oproepkracht, een zogenoemde mini-job uitgeoefend in Duitsland, zonder tegelijkertijd in Nederland te werken. In Duitsland bestaat dan geen recht op Kindergeld of ouderdomspensioenopbouw. In verband met deze mini-job wordt de heer Giesen gekort op zijn AOW-partnertoeslag. Een dergelijke korting past de SVB ook toe op de AOW-uitkering van de heer Van den Berg [X2], omdat hij enkele jaren niet verplicht verzekerd was in Nederland. In die jaren werkte hij uitsluitend in een mini-job, in Duitsland. Giesen en Van den Berg zijn het hier niet mee eens. De Centrale Raad van Beroep heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld. Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de ingezetene van een lidstaat die enkele dagen per maand, op basis van een oproepcontract, op het grondgebied van een andere lidstaat werkt, onderworpen is aan de wetgeving van de werkstaat. De Centrale Raad oordeelt vervolgens dat de Svb verplicht is om belanghebbenden over hun Duitse jaren te verzekeren. De Svb gaat in cassatie.
De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad wil onder andere weten of het in strijd is met het EU-recht dat een ingezetene van Nederland niet verzekerd is voor de Nederlandse volksverzekeringen, als hij in een andere lidstaat werkt en is onderworpen aan de socialezekerheidswetgeving van de werkstaat. De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie EU antwoord op de vragen heeft gegeven.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 48
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationale sociale zekerheid
Instantie: Hoge Raad
Editie: 5 februari