Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verhouding tussen de door de vrijwilligers en de betaalde krachten gewerkte uren van belang is voor het hoofdzakelijkheidscriterium van art. 9 lid 1 onderdeel h Wet VPB 1969. X kan geen fictieve personeelskosten in aftrek brengen.

Stichting X exploiteert een kringloopwinkel. In het jaar 2012 realiseert X een winst van € 93.169. Op deze winst brengt X een bedrag van € 79.300 (€ 9,44 uurloon x 8400 uren) in aftrek in verband met de fictieve personeelskosten voor de door de vrijwilligers verrichte werkzaamheden. X stelt daarbij dat het bedrag van € 79.300 85% bedraagt van de totale winst (€ 93.169), zodat de winst voor meer dan 70% wordt behaald met behulp van vrijwilligers. De inspecteur is het niet eens met deze berekening. Volgens de inspecteur is de verhouding tussen de door de vrijwilligers (8410 uren) en de betaalde krachten (13.896 uren) gewerkte uren van belang. De inspecteur stelt dan ook dat niet aan het hoofdzakelijkheidscriterium van art. 9 lid 1 onderdeel h Wet VPB 1969 wordt voldaan.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de verhouding tussen de door de vrijwilligers en de betaalde krachten gewerkte uren van belang is voor het hoofdzakelijkheidscriterium van art. 9 lid 1 onderdeel h Wet VPB 1969. Aangezien de vrijwilligers slechts 8410 uren binnen de onderneming hebben gewerkt, wordt niet voldaan aan het hoofdzakelijkheidscriterium en kan X geen fictieve personeelskosten in aftrek brengen. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

3

Gerelateerde artikelen