Kamerstukken II 2012/13, 33610, nr 1-4
De Staatssecretaris van Financiën heeft het wetsvoorstel Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen (nr. 33610) bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel versobert de pensioenopbouw. Het gaat uit van de gedachte dat bij 40 dienstjaren ten hoogste een ouderdomspensioen kan worden bereikt van 70% van het gemiddeld pensioengevend inkomen en dat het pensioengevend inkomen gemaximeerd wordt op € 100.000. Voor pensioen op basis van het middelloon wordt het maximumopbouwpercentage per dienstjaar 1,75% en voor pensioen op basis van het eindloon wordt dit 1,55%. Een soortgelijke aanpassing wordt doorgevoerd voor beschikbare premieregelingen. De maximumopbouw voor het partnerpensioen en het wezenpensioen wordt overeenkomstig aangepast. In lijn met de verlaging van de maximumopbouwpercentages wordt ook de fiscale ruimte voor aftrek van de inleg in (bancaire en niet-bancaire) lijfrenten (zgn. derde pijler) verminderd. Tot slot wordt het dotatiepercentage voor de fiscale oudedagsreserve (FOR) verlaagd. Zo wordt de pensioenopbnouw in de derde pijler en via de IB-onderneming gelijkgetrokken met de fiscaal gefaciliteerde opbouw in de tweede pijler. Het begrenzen tot € 100.000 van het pensioengevend inkomen heeft tot gevolg dat de omkeerregel niet langer van toepassing is op een pensioenregeling waarbij pensioenopbouw plaatsvindt op basis van een hoger pensioengevend loon dan het maximum van € 100.000. Bij het bepalen van het maximum wordt rekening gehouden met de AOW-franchise. Jaarlijks zal er indexatie plaatsvinden. De wet treedt in werking op 1 januari 2014 maar de meeste wijzigingen worden per 1 januari 2015 en per 1 januari 2016 aangebracht.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Pensioenen, Belastingrecht algemeen
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 18 april