Belanghebbende, X bv, stelt hoger beroep in tegen de beslissing van Rechtbank Overijssel over de WOZ-waarde 2015 van haar onroerende zaak. In beroep bereiken partijen overeenstemming over de hoogte van de WOZ-waarde. De heffingsambtenaar is bereid een proceskostenvergoeding van € 2549,50 te betalen. X bv weigert echter haar hoger beroep in te trekken, omdat de heffingsambtenaar de proceskostenvergoeding alleen wil overmaken op de rekening van X bv en niet op de rekening van de gemachtigde. Omdat de heffingsambtenaar volhardt in haar standpunt, vindt X bv een hogere wegingsfactor voor rechtsbijstand op zijn plaats.
Hof Arnhem-Leeuwarden acht het hoger beroep van X bv ontvankelijk omdat partijen over de waarde wel, maar over de proceskostenvergoeding nog geen overeenstemming hebben bereikt. Het hof spreekt zich niet uit over de wens van X bv om de proceskostenvergoeding te laten uitbetalen aan haar gemachtigde. Dat de heffingsambtenaar de proceskostenvergoeding aan X bv heeft uitbetaald in plaats van aan haar gemachtigde, is geen reden om een zwaarder gewicht aan de zaak toe te kennen. Voor de wisseling van conclusies en de mondelinge behandeling in hoger beroep stelt het hof de wegingsfactor vast op 0,5. Deze proceshandelingen hebben alleen plaatsgevonden vanwege de wens van X bv om de zwaarte van de zaak en de werkwijze van de heffingsambtenaar aan de orde te stellen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75