Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met art. 1 EP. Het hof wijst daarbij op de jurisprudentie van de Hoge Raad.

Het vermogen van X bedraagt op 1 januari 2013 circa € 1,1 mln. Het vermogen bestaat bijna geheel uit spaartegoeden. Hiermee behaalt X een rendement van € 26.626. Aan vermogensrendementsheffing is X € 13.093 verschuldigd. In geschil is of er sprake is van strijd met art. 1 EP.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met art. 1 EP. Het hof wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2016, nr. 14/05020 (V-N 2016/31.12). In dat arrest heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de vermogensrendementsheffing voor het jaar 2011 niet in strijd is met art. 1 EP. Volgens het hof is dat voor het jaar 2013 niet anders. Het hof acht daarbij niet van belang dat X met de door hem overgelegde documenten aantoont dat een particuliere belegger over een reeks van jaren bezien op spaargeld geen rendement van 4% heeft kunnen behalen, omdat het rendement op spaargeld sec hierbij niet de juiste beoordelingsmaatstaf is. X maakt volgens het hof niet aannemelijk dat een particuliere belegger in 2013, over een reeks van jaren bezien, geen gemiddeld rendement van 4%, bij een niet al te groot risicoprofiel, heeft kunnen behalen. Ook is er geen sprake van een buitensporige last voor X. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 14 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen