Hof Amsterdam sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de klachten over het pluimveebedrijf van zijn buurman de aanslagen waterschapsbelasting niet raken.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, ook al is de aanmaning niet voorafgegaan door een herinnering om aangifte te doen. Gezien de financiële situatie van belanghebbende acht het hof een boete van nihil passend en geboden. De verschenen gemachtigde – die niet beroepsmatig rechtsbijstand verleent – krijgt een reis- en verletkostenvergoeding.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de verschuldigde BPM mag worden berekend op basis van de Scandinavische methode omdat voor eerder geregistreerde auto’s met dezelfde EU-typegoedkeuring ook die methode is toegepast.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur geen aanleiding had om de aanslagen IB/PVV nader te onderzoeken en dus over een nieuw feit beschikt, wanneer naderhand blijkt dat de activiteiten van de VOF geen bron van inkomen zijn.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat uit de notitieboekjes en verklaringen van ex-werknemers valt af te leiden dat een niet onaanzienlijk deel van het aan het personeel verschuldigde loon zwart is uitbetaald. De naheffingsaanslag loonheffing is dan ook terecht opgelegd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X bv heeft verzuimd om een omzet ter hoogte van € 294.267 aan te geven. Ook maakt de inspecteur aannemelijk dat X bv een groot gedeelte van de verzwegen omzet heeft gebruikt om personeel zwart uit te betalen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof ’s-Hertogenbosch beslist dat de inspecteur bevoegd is tot het afgeven van NiNbi-beschikkingen. De in beroep vastgestelde NiNbi-inkomens, bestaande uit AOW-uitkeringen, zijn correct vastgesteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Docenten die via een extern bureau worden ingehuurd, kosten middelbare scholen per uur bijna twee keer zoveel als docenten in loondienst. Een belangrijke extra kostenpost is 21 procent btw die externe bureaus in rekening brengen, terwijl scholen dat niet kunnen verrekenen omdat het onderwijs is vrijgesteld van btw. De Algemene Rekenkamer becijfert het verschil in een onderzoek. Waar een leraar in vaste dienst in een veelvoorkomende loonschaal 58 euro per uur kost, moeten scholen voor een gedetacheerde docent op hetzelfde niveau 113 euro per uur afrekenen.

Een oversteektocht over het Wad, die is gericht op de sportieve prestatie, is aan te merken als beoefening van sport in de zin van art. 11 lid 1 onderdeel e Wet OB 1968. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep omzetbelasting Overheid, Vrijstellingen, Internationaal (OB OVI).

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat Y KG met het om niet afstaan van opgewekte warmte aan een ondernemer een goed onttrekt aan haar bedrijf. Deze onttrekking kan worden gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel.

Advocaat-generaal Ćapeta concludeert dat de exploitant van een oplaadpunt de elektriciteit levert aan de gebruikers van EV’s. DCS, die toegang tot die oplaadpunten biedt, treedt bij die levering op als commissionair.

Advocaat-generaal Kokott concludeert dat België niet in strijd met het EU-recht handelt door de BTW-vrijstelling voor onlinekansspelen af te schaffen. Het is niet in strijd met het neutraliteitsbeginsel dat onderscheid wordt gemaakt tussen langs elektronische weg aangeboden geldspelen en niet langs elektronische weg aangeboden geldspelen.

Advocaat-generaal Kokott concludeert dat België niet in strijd met het EU-recht handelt door de BTW-vrijstelling voor onlinekansspelen af te schaffen. Het is niet in strijd met het neutraliteitsbeginsel dat onderscheid wordt gemaakt tussen langs elektronische weg aangeboden geldspelen en niet langs elektronische weg aangeboden geldspelen.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de kwalificatie van een voucher als ‘voucher voor enkelvoudig gebruik’ uitsluitend afhangt van de in art. 30 bis sub 2 EG-richtlijn 2006/112 gestelde voorwaarden.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het veilen van in onderpand gegeven goederen door een kredietverlener niet bijkomend is ten opzichte van de hoofdprestatie, het verlenen van krediet. Voor de BTW delen de veilingsactiviteiten dan ook niet het fiscale lot van deze hoofdprestatie.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de levering van magische truffels niet onder het verlaagde BTW-tarief valt.