Hof Amsterdam oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op aftrek van kosten van levensonderhoud van zijn dochter. Hij overlegt geen bewijsstukken waaruit blijkt dat de betalingen voor lesgeld voor de kappersopleiding van zijn dochter zijn gedaan.

Belanghebbende, X, geeft in zijn aangifte IB/PVV 2014 een bedrag van € 1.040 aan als aftrekbare kosten van levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar. De inspecteur legt in 2016 een aanslag op, conform de ingediende aangifte. Echter, in 2017 corrigeert hij de aftrekpost middels een navorderingsaanslag. In hoger beroep is in geschil of de navorderingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Het Hof oordeelt in navolging van de rechtbank dat de inspecteur mocht uitgaan van de juistheid van de aangifte en daardoor aan het vereiste van het nieuwe feit is voldaan. Ter onderbouwing van zijn aanspraak op aftrek verwijst X naar drie betalingen voor lesgeld van telkens € 180. Echter, hij heeft geen aanvullende bewijsstukken waaruit blijkt dat de betalingen voor de kappersopleiding van zijn dochter zijn gedaan, zoals een bewijs van inschrijving, examenresultaten of een diploma. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 2

Wet inkomstenbelasting 2001 6.15

Wet inkomstenbelasting 2001 6.13

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 30 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen