Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur bij de vaststelling van de aanslag erfbelasting 2010 voor de waarde van de woning terecht is uitgegaan van de WOZ-waarde in het jaar van verkrijging.

Belanghebbende, X, woont samen met zijn echtgenote in een woning waarvan de WOZ-waarde 2010 € 316.000 bedraagt. Op 30 oktober 2010 komt de echtgenote van X te overlijden. Erfgenamen zijn, naast X, zijn twee kinderen. De Belastingdienst legt X een aanslag erfbelasting van nihil op. Bij de bepaling van de waarde van de woning baseert de  Belastingdienst zich op de WOZ-waarde 2010 van de woning. X stelt dat de woning op de datum van overlijden niet meer waard was dan € 268.000, zijnde de WOZ-waarde 2011.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur bij de vaststelling van de aanslag erfbelasting 2010 voor de waarde van de woning terecht is uitgegaan van de WOZ-waarde in het jaar van verkrijging. De rechtbank oordeelt dat de aanslag juist is vastgesteld nu art. 21 lid 5 van de Successiewet geen mogelijkheid biedt om van de door X gestelde ‘waarde in het economisch verkeer op overlijdensdatum' uit te gaan. Niet van belang is dat vanaf 1 januari 2012 erfgenamen wel de mogelijkheid hebben om te kiezen voor de WOZ-waarde van het jaar na overlijden. Nu de aanslag van X al op nihil was vastgesteld, had de Belastingdienst het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren in plaats van ongegrond. Het beroep van X is in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

2

Gerelateerde artikelen