Belanghebbende, X, is eigenaar van een gestapelde woning in de gemeente Amsterdam met een oppervlakte van 230 m². De woning bestaat uit meerdere onzelfstandige woonruimten per verdieping die X als kamers verhuurt. De WOZ-waarde 2008 is door de gemeente vastgesteld op een bedrag van € 745.000. Rechtbank Amsterdam verklaart het door X ingestelde beroep tegen de waarde ongegrond.
Hof Amsterdam oordeelt in navolging van de rechtbank dat de gemeente Amsterdam de WOZ-waarde van de gestapelde woning van X niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. De referentiewoningen die de gemeente hanteert zijn qua ligging (drukte) en qua type woning goed vergelijkbaar met de woning van X. Alleen de derde referentiewoning wordt door het hof terzijde geschoven omdat niet duidelijk is of dit een gehele woning is of (zoals de woning van X) een gestapelde woning. Het hof negeert de opvatting van X dat voor een eventuele verkoop van zijn woning een ingrijpende verbouwing noodzakelijk is. Dit uitgangspunt is volgens het hof in strijd met art. 17 lid 2 Wet WOZ welk artikellid voorschrijft dat uitgegaan moet worden van de veronderstelling dat de woning bij verkoop zou worden aangeboden in de staat waarin deze zich bevindt en dat de veronderstelde meest biedende gegadigde de woning leeg en onbezwaard zou kunnen aanvaarden. Dit heeft tot gevolg dat de veronderstelde koper de woning zou kunnen aanwenden voor het huidige gebruik als kamerverhuurbedrijf dan wel de woning, al dan niet na verbouwing, zou kunnen benutten voor een ander gebruik. Hetgeen X naar voren heeft gebracht, kan niet leiden tot een verlaging van de WOZ-waarde. Het taxatierapport dat X heeft overgelegd, gaat ten onrechte uit van de waarde in verhuurde staat. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam