X exploiteert rondvaartboten. Zij biedt tegen betaling rondvaarten aan door de wateren van de gemeente Amsterdam. Aan haar zijn aanslagen vermakelijkhedenretributie opgelegd. In geschil is de vraag of de gemeente in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, meer in het bijzonder de meerderheidsregel. Daarnaast is in geschil of ter zake van de door X verzorgde lijndiensten sprake is van een vermakelijkheid. Hof Amsterdam oordeelt dat X voor haar stelling dat de inspecteur in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, meer in het bijzonder de meerderheidsregel, een begin van bewijs moet leveren van feiten en omstandigheden waarop die stelling is gebaseerd. Zonder een begin van bewijs, kan van de heffingsambtenaar niet worden verwacht dat zij bewijs levert van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het gelijkheidsbeginsel (de meerderheidsregel) niet is geschonden. Volgens het hof heeft X geen (begin van) bewijs geleverd. X heeft een bewijsaanbod gedaan om alsnog gegevens te verstrekken die van belang zijn ten aanzien van de meerderheidsregel en de begunstiging van andere rederijen. Volgens het hof heeft X haar bewijsaanbod niet (voldoende) geconcretiseerd. Het hof wijst het bewijsaanbod derhalve af. Het hof oordeelt ook dat het aandoen van toeristische topattracties een belangrijk kenmerk van de vaarten is. Bezien in het licht van de (ruime) uitleg van het begrip vermakelijkheid kan niet anders worden geconcludeerd dan dat ook de lijndiensten een vermakelijkheid zijn als bedoeld in de Verordening. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam