Het Europese Hof voor de rechten van de mens oordeelt dat het gebruik van onder druk van een dwangsom overgelegd materiaal niet in strijd is met het in art. 6 EVRM neergelegde nemo tenetur-beginsel.

Belanghebbende, De Legé, is in het kader van het Project Bank Zonder Naam onder dreiging van de rechterlijke dwangsom verplicht documenten (bankafschriften en portfolio-overzichten) aan de fiscus te verstrekken. De Hoge Raad oordeelt dat die druk van een dwangsom niet meebrengt dat dit materiaal ‘van zijn wil afhankelijk’ is als bedoeld in de rechtspraak van het EHRM (HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1359, V-N 2015/28.7).

Het Europese Hof voor de rechten van de mens oordeelt dat het gebruik van onder druk van een dwangsom overgelegd materiaal niet in strijd is met het in art. 6 EVRM neergelegde nemo tenetur-beginsel. Het EHRM zet op basis van zijn jurisprudentie het kader uiteen voor toetsing aan het nemo tenetur-beginsel. In het geval van De Legé is dit beginsel niet geschonden. Het staat namelijk buiten twijfel dat de overgelegde documenten reeds bestonden en dat de Belastingdienst wist van het bestaan van de documenten. Er was om die reden geen sprake van een ‘fishing expedition’ op het moment dat het kort geding werd aangespannen. De druk van een bevel op straffe van een dwangsom kan niet worden aangemerkt als een inbreuk op art. 3 EVRM. Nu het gebruik van het materiaal niet in strijd komt met het nemo tenetur-beginsel, komt het EHRM niet toe aan de beoordeling van de ‘overall fairness of the proceedings’.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Editie: 1 maart

287

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen