Rechtbank Den Haag oordeelt dat de zustermaatschappijen X bv en B bv geen f.e. kunnen vormen. De rechtbank wijst er op dat X bv geen aandelen in B bv houdt.

Belanghebbende, X bv, is een dochtermaatschappij van het Deense K A/S. K A/S is de tophoudstermaatschappij van een wereldwijd opererend concern dat actief is in het containervervoer, de sleepvaart en de oliewinning. K A/S houdt ook de aandelen in L A/S. L A/S houdt de aandelen in het in Nederland gevestigde B bv. X bv en B bv verzoeken de inspecteur om te worden gevoegd in een f.e. met X bv als moedermaatschappij en B bv als te voegen dochtermaatschappij. De inspecteur wijst het verzoek af.

Rechtbank Den Haag overweegt dat X bv niet (on)middellijk aandelen in B bv houdt. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat X bv dan niet de moedermaatschappij van B bv kan zijn, en dat er geen nationale wettelijke grondslag bestaat om X bv fictief als moedermaatschappij aan te merken. De rechtbank wijst er vervolgens op dat ook binnen het EU-recht geen mogelijkheid bestaat om resultaten van zustermaatschappijen die tot een internationaal concern behoren te consolideren. De regeling is volgens de rechtbank dan ook niet in strijd met het EU-recht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 28 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen