Als de Belastingdienst ongevraagd een heffingskorting uitbetaalt, dan is het niet gepast om bij terugvordering belastingrente in rekening te brengen. Het zorgvuldigheidsbeginsel verzet zich hiertegen. Dat oordeelde Hof Den Haag. De staatssecretaris van Financiën zal niet in cassatie gaan tegen deze uitspraak.

In de zaak voor Hof Den Haag (niet gepubliceerd op Rechtspraak.nl) had een belastingplichtige in de aangifte inkomstenbelasting terecht niet verzocht om uitbetaling van de heffingskorting, omdat het inkomen van de partner te laag was. Desondanks had de Belastingdienst bij voorlopige aanslag de heffingskorting wel uitbetaald. Bij de definitieve aanslag wordt de uitbetaalde heffingskorting weer teruggevorderd, verhoogd met € 95 belastingrente.

Geen beroep in cassatie

Het hof vindt dit niet terecht. Het in rekening brengen van de belastingrente wordt namelijk uitsluitend veroorzaakt door het feit dat de inspecteur, ondanks dat daar in de aangifte niet om was verzocht, heffingskorting gaat uitbetalen die dan later moet worden teruggevorderd. In een dergelijk geval verzet het zorgvuldigheidsbeginsel zich tegen het in rekening brengen van belastingrente. De staatssecretaris is het hiermee eens en stelt geen beroep in cassatie in.

Bron: Avanzer Nieuws

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

5

Gerelateerde artikelen