De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant moet opnieuw kijken naar bezwaren van de eigenaar van een vakantiepark in Asten en andere betrokken bedrijven over aanslagen toeristenbelasting. Dat heeft Rechtbank Oost-Brabant bepaald. De heffingsambtenaar maakte geen keuze over welk bedrijf belastingplichtig was en wie de toeristenbelasting zou moeten betalen.

Op het vakantiepark in Ommel, gemeente Asten, verbleven tussen 2014 en 2020 recreanten, maar ook arbeidsmigranten. Voor het verblijf op het vakantiepark moet toeristenbelasting worden betaald.

De eigenaar van het vakantiepark verhuurde aan een aantal andere bedrijven accommodaties voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten. Het was voor de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant niet duidelijk wie nu belastingplichtig was. Hij stuurde daarom aanslagen aan alle partijen die betrokken waren bij het tijdelijke verblijf van die arbeidsmigranten.

Alle partijen maakten vervolgens bezwaar tegen die aanslagen. De heffingsambtenaar handhaafde echter alle aanslagen. Daarop stapten het vakantiepark en een aantal andere bedrijven naar de rechter.

Bij de rechtbank ging het vooral over de arbeidsmigranten die op het vakantiepark verbleven. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in strijd met de verordeningen van de gemeente Asten geen keuze heeft gemaakt wie belastingplichtig is. Die keuze had hij wel moeten maken op basis van goed onderzoek. Hij stuurde namelijk aanslagen over dezelfde belastbare feiten en dezelfde belastingjaren aan zowel de eigenaar als alle bedrijven die betrokken waren bij die arbeidsmigranten.

Een aanslag toeristenbelasting voor dezelfde belastbare feiten over dezelfde periode kan uiteindelijk maar aan één belastingplichtige worden opgelegd en dus zoals in dit geval niet aan de eigenaar én alle andere bedrijven. Bovendien kon de heffingsambtenaar ook niet goed uitleggen waarom zij allemaal belastingplichtig waren voor de toeristenbelasting.

Procedure niet eerlijk

In de dossiers van partijen stelt de heffingsambtenaar bepaalde feiten waaruit moet blijken dat die partijen belastingplichtig zijn. De ene partij weet echter niet van de informatie in het dossier van de andere partij en andersom. Het kan dus zo zijn dat een partij niet op de hoogte is van informatie die er juist op wijst dat hij niet belastingplichtig is. De rechtbank vindt dat deze aanpak van de heffingsambtenaar resulteert in een procedure die niet eerlijk is.

De heffingsambtenaar moet van de rechtbank opnieuw en eerlijk onderzoek doen. Als het onderzoek klaar is moet de heffingsambtenaar precies aangeven wie van de partijen de toeristenbelasting zal moeten betalen.

Al met al constateert de rechtbank verschillende mankementen in de beslissing van de heffingsambtenaar en daarom zijn de beroepen van het vakantiepark en de andere bedrijven gegrond. Dat wil zeggen dat de eerdere beslissingen van de heffingsambtenaar op de bezwaren worden vernietigd. De heffingsambtenaar moet nu opnieuw een beslissing nemen met de uitspraak van de rechtbank in het achterhoofd.

De bronnen van de uitspraken zijn:

Bron: Rechtbank Oost-Brabant

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

18

Gerelateerde artikelen