Huiseigenaren en huurders waren vorig jaar een kleiner deel van hun inkomen kwijt aan woonlasten dan in 2018. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van het woononderzoek Nederland. Dit is een driejaarlijkse enquête onder ruim 47.000 Nederlanders.
Onder de totale woonlasten vallen huur- of hypotheekkosten, onderhoudskosten, gemeentelijke heffingen en uitgaven aan gas, licht en water. Met name huiseigenaren gingen er volgens het statistiekbureau de afgelopen drie jaar op vooruit. Hun woonuitgaven bleven stabiel, terwijl hun gemiddelde inkomen steeg. Daardoor waren zij een relatief kleiner deel van hun inkomen kwijt aan woonlasten dan drie jaar geleden. Vorig jaar was dit zo'n 23 procent, tegenover 27 procent in 2018.
Huurders geven een groter deel van hun besteedbaar inkomen uit aan woonlasten dan mensen met een koopwoning. Huishoudens in een particuliere huurwoning zijn van alle groepen het meest kwijt, 42 procent. Zij zijn volgens het CBS fors meer huur gaan betalen, maar ontvangen minder compensatie vanuit de huurtoeslag. Toch zijn ook de woonlasten voor huurders de afgelopen drie jaar gemiddeld gezien gedaald: van 38 procent in 2018 naar 36 procent vorig jaar.
In dezelfde enquête gaf bijna 86 procent van de huishoudens aan tevreden te zijn met hun woning. Onder huiseigenaren is dat percentage 95 procent, onder huurders 72 procent. Ten opzichte van drie jaar eerder is de tevredenheid licht verbeterd, al ligt het percentage nog altijd lager dan tien jaar geleden.
Dit jaar dreigen de woonlasten omhoog te gaan door stijgende energieprijzen in verband met de oorlog in Oekraïne. Het effect van deze prijsstijgingen is nog niet zichtbaar in dit onderzoek.
Bron: CBS
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingen van lagere overheden, Huwelijksvermogensrecht