In dit artikel staan alle wijzigingen op het gebied van de inkomstenbelasting uit het belastingpakket 2023.

Belastingplan 2023

  • Het tarief eerste schijf box1 (tot € 73.071) wordt verlaagd van 37,07% naar 36,93%. Voor AOW-gerechtigden geldt een tarief van 19,03%.
  • De maximale algemene heffingskorting gaat naar € 3070 (2022: € 2888).
  • De arbeidskorting wordt vanaf 1 januari 2023 elk jaar verhoogd.
  • De inkomensafhankelijke combinatiekorting is maximaal € 2694 (2022: € 2534).
  • Het huidige tarief in box 3 wordt met 1%-punt per jaar verhoogd naar 34% in 2025. Met ingang van 1 januari 2023 wordt het heffingvrije vermogen verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners wordt het heffingvrije vermogen daarmee verhoogd van € 101.300 naar € 114.000.
  • Het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding wordt per 1 januari 2023 verhoogd van € 0,19 naar € 0,21 per kilometer. Per 1 januari 2024 wordt het maximum vervolgens verder worden verhoogd naar € 0,22 per kilometer.
  • De fiscale oudedagsreserve (FOR), wordt uitgefaseerd. Per 1 januari 2023 kan een oudedagsreserve niet verder meer worden opgebouwd, waarbij de tot en met 31 december 2022 opgebouwde oudedagsreserve op basis van de huidige regels kan worden afgewikkeld.
  • De zelfstandigenaftrek wordt verder afgebouwd. Met ingang van 2023 wordt deze aftrek in verschillende stappen (inclusief de eerdere afbouw van de zelfstandigenaftrek op basis van het Belastingplan 2020 en het Belastingplan 2021) verlaagd van € 6310 in 2022 naar € 900 in 2027. In 2023 geldt een bedrag van € 5030. De startersaftrek blijft overigens ongewijzigd (€ 2123).
  • De middelingsregeling wordt per 1 januari 2023 afgeschaft. Er is overgangsrecht opgenomen voor jaren na 2022, mits ook 2022 in het middelingstijdvak wordt betrokken. Dit betekent dat middelen over een middelingstijdvak met alleen kalenderjaren vanaf 2023 niet meer mogelijk is. Het laatste tijdvak waarover nog kan worden gemiddeld omvat derhalve de kalenderjaren 2022, 2023 en 2024.
  • De leegwaarderatio blijft bestaan en wel met geactualiseerde percentages. Deze percentages worden in de toekomst actueel gehouden. Beoogd is dat de belastingheffing over het rendement op verhuurd vastgoed in box 3 meer zal gaan aansluiten bij de werkelijke waarde. Voor tijdelijke contracten wordt de leegwaarderatio afgeschaft. Bij verhuur aan gelieerde partijen wordt uitgegaan van het hoogste percentage in de tabel van de leegwaarderatio. Dat percentage bedraagt vanaf 1 januari 2023 100%.
  • Per 1 januari 2023 wordt de wettekst over de culturele multiplier voor partners in lijn gebracht met de huidige uitvoeringspraktijk. Dat wil zeggen dat voor de toepassing van de multiplier de culturele giften van fiscale partners worden samengevoegd en dit bedrag vervolgens wordt verhoogd met 25%, maar ten hoogste met € 1250.
  • De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt vanaf 2025 afgeschaft, behalve voor ouders met (een of meer) kinderen die vóór 1 januari 2025 zijn geboren.
  • De afbouw van de algemene heffingskorting (AHK) wordt niet langer uitsluitend afhankelijk van de hoogte van het inkomen uit werk en woning, maar van het verzamelinkomen. Dit bestaat uit het inkomen uit werk en woning (box 1), het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) en het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) verminderd met het daarin begrepen te conserveren inkomen.
  • Het overgangsrecht dat was opgenomen met betrekking tot de fiscale aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting wordt met terugwerkende kracht, zijnde per 1 januari 2022, gerepareerd.
  • De maatregelen over afwikkeling van een oudedagsverplichting (ODV) worden gecodificeerd met terugwerkende kracht tot en met 1 april 2017. Volgens het Verzamelbesluit pensioenen (V-N 2019/6.8) mag een ODV ook na de ingang van de termijnen uit deze ODV aangewend worden voor een lijfrente, een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht, mits dit plaatsvindt vóór de uiterste ingangsdatum van een lijfrente of de uitkering van de termijnen van een lijfrenterekening, onderscheidenlijk een lijfrentebeleggingsrecht, zijnde het einde van het kalenderjaar waarin de leeftijd die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd, wordt bereikt. Onder nader te stellen voorwaarden wordt het mogelijk dat een ODV ook kan worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente, een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht na het kalenderjaar waarin de leeftijd wordt bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd (V-N 2022/32.6).
  • Per 2024 worden twee schijven geïntroduceerd in het box 2-tarief. Het basistarief wordt 24,5% voor de eerste € 67.000 (bedrag 2024) aan inkomsten per belastingplichtige en een tarief van 31% voor het meerdere. In het geval van fiscaal partnerschap geldt dat inkomen uit aanmerkelijk belang een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel is dat aan beide partners kan worden toegerekend.

Aanbiedingsbrief Belastingpakket 2023

  • Begrenzing van de periodieke giftenaftrek door invoering van een plafond van € 250.000 per huishouden.
  • In december 2022 informeert Van Rij de Tweede Kamer over de voortgang van het onderzoek naar de massaalbezwaarprocedure en de verbeteringen voor die procedure.

Wet rechtsherstel box 3

Dit wetsvoorstel (kamernummer 36203) vormt de wettelijke vertaling van het Besluit rechtsherstel box (stcrt. 2022-17063, V-N 2022/34.3). Hiermee beoogt de wetgever rechtsherstel te bieden voor belastingplichtigen die aan de massaalbezwaarprocedures over de jaren 2017 tot en met 2020 hebben deelgenomen en voor belastingplichtigen wiens aanslagen op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden of waren vastgesteld. Deze wet vindt ook toepassing op aanslagen over de kalenderjaren 2021 of 2022 en treedt naar verwachting met terugwerkende kracht per 1 juli 2022 in werking.

Op 24 december 2021 wees de Hoge Raad het zogenoemde Kerstarrest, in welk arrest hij oordeelde dat het huidige box 3-stelsel in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De huidige systematiek van box 3 gaat uit van een forfaitaire samenstelling van het vermogen, waarbij belastingplichtigen geacht worden zowel spaar- als beleggingsvermogen te hebben. Bij de berekening van het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt volgens het onderhavige wetsvoorstel uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen, waarbij het vermogen wordt onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Iedere categorie kent een eigen forfaitair rendementspercentage.

Het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt als volgt vastgesteld. Allereerst wordt het rendement per categorie bepaald. Vervolgens wordt de totale omvang van het behaalde rendement berekend door het totale rendement over de bezittingen te verminderen met het rendement van de schulden. Deze totale omvang wordt dan gedeeld door de rendementsgrondslag. Voor de berekening van de rendementsgrondslag geldt de huidige wettelijke definitie. Deze definitie gaat uit van de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. Uit deze berekening volgt het effectieve rendementspercentage. Daarna wordt het effectieve rendementspercentage vermenigvuldigd met de grondslag sparen en beleggen. Dit is de rendementsgrondslag verminderd met het heffingsvrije vermogen. Het resultaat is het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen.

Het wetsvoorstel voorziet ook in gevallen waarin bij het verlenen van rechtsherstel meer uitgaven voor specifieke zorgkosten of aftrekbare giften in aftrek komen. In zo’n geval wordt in afwijking van art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001 aangesloten bij de verdeling die door de fiscale partners in de aangifte ten aanzien van die uitgaven is gekozen. Fiscale partners kunnen, indien de aanslag van de belastingplichtige of zijn partner nog niet onherroepelijk vaststaat, opteren voor een andere verdeling op grond van art. 2.17 lid 4 Wet IB 2001. Indien beide aanslagen onherroepelijk vaststaan, dan kunnen zij een verzoek om ambtshalve vermindering indienen.

Als laatste voorziet het wetsvoorstel in een regeling ter voorkoming van dubbele belasting.

Overbruggingswet box 3

Met dit wetsvoorstel (kamernummer 36204) beoogt de wetgever de belastingheffing over vermogen te baseren op de werkelijke samenstelling van het vermogen. Deze wet treedt naar verwachting in werking op 1 januari 2023.

Op 24 december 2021 wees de Hoge Raad het zogenoemde Kerstarrest, in welk arrest hij oordeelde dat het huidige box 3-stelsel in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De huidige systematiek van box 3 gaat uit van een forfaitaire samenstelling van het vermogen, waarbij belastingplichtigen geacht worden zowel spaar- als beleggingsvermogen te hebben.

Bij de berekening van het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt volgens het onderhavige wetsvoorstel uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen, waarbij het vermogen wordt onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Iedere categorie kent een eigen forfaitair rendementspercentage. Voor de verdere berekening van het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen wordt verwezen naar de toelichting van het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3.

Peildatumarbitrage
Het wetsvoorstel bevat een regeling ter voorkoming van peildatumarbitrage. Peildatumarbitrage doet zich voor door voor de peildatum van 1 januari overige bezittingen tijdelijk om te zetten in banktegoeden, dan wel tijdelijk meer schulden aan te gaan. De voorgestelde bepaling voorkomt dat deze tijdelijke omzettingen tot een lagere belastingheffing leiden.

De arbitrageperiode bedraagt drie maanden die aanvangt voor en eindigt na de peildatum. Dit betekent allereerst dat transacties die voor 1 oktober en na 31 maart zijn gedaan buiten de regeling vallen. Ten tweede leidt dit ertoe dat op transacties waartussen meer dan drie maanden zijn verstreken de regeling eveneens geen toepassing vindt. De regeling bevat een tegenbewijsregeling op grond waarvan de belastingplichtige aannemelijk kan maken dat aan het tijdelijk omzetten van vermogen of het tijdelijk aangaan van schulden zakelijke overwegingen ten grondslag lagen.

Het wetsvoorstel wijzigt verder enkele reeds bestaande bepalingen zodat het forfaitaire rendementspercentage bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2022

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

45

Gerelateerde artikelen