Hof Den Haag heeft in een bijzondere maar feitelijke procedure beslist dat het kabelnetwerk van een provinciaal energiebedrijf nagenoeg geheel (331.720 van in totaal 346.940 strekkende meter) vrijgesteld was van precariobelasting van een gemeente in Zeeland. Het Hof maakte uit de gedingstukken op dat sprake was van een contractuele gedoogplicht die aan de heffing van precariobelasting in de weg staat en verminderde de aanslag precariobelasting 2015 van € 544.695 tot € 23.895.

Wat betekent dit?

Van belang is om een goed begrip te hebben van het (juridische) kader rond het gedogen voor de heffing van precariobelasting, want gedogen leidt niet in alle gevallen tot een vrijstelling van precariobelasting. Hof Den Haag schetst in zijn uitspraak het kader.

 

Het heffingskader rond gedogen

Volgens artikel 228 van de Gemeentewet kan precariobelasting alleen worden geheven indien de gemeente het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond zou kunnen verbieden. Als eigenaar van de grond kan de gemeente bepalen wat er op of in haar grond wordt geplaatst. Ontbreekt die bevoegdheid en moet zij gedogen (veroorloven/toestaan) dan kan geen precariobelasting worden geheven. In dat geval is sprake van ‘het moeten gedogen' door de gemeente. Dat kan uit de gemeentelijke belastingverordening blijken met bewoordingen in de trant van: "De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van: het hebben van voorwerpen, welke rechtens moeten worden gedoogd".
 
Hof Den Haag maakte in zijn uitspraak vervolgens nog een onderscheid tussen contractuele gedoogplicht en gedoogplicht op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Laatstgenoemde gedoogplicht staat volgens het Hof niet aan heffing van precariobelasting in de weg, maar was in de onderhavige procedure ook niet aan de orde. Contractuele gedoogplicht kan wel aan heffing van precariobelasting in de weg staan als de gemeente op grond van een overeenkomst als eigenaar van de grond moet gedogen dat de wederpartij voorwerpen op, onder of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
 
Uitgaande van bovenstaand kader bekeek het Hof de overeenkomsten tussen het energiebedrijf en de gemeente (waaronder de zogeheten ATO Grootverbruik en de OV-overeenkomst) en de bijbehorende algemene voorwaarden. Daaruit maakte het Hof op dat de gemeente het energiebedrijf zo veel soorten activiteiten moest toestaan ten aanzien van de op, onder of boven de gemeentegrond gelegde leidingen – waaronder de aanleg, totstandbrenging en instandhouding, onderhoud, uitbreiding, wijziging of wegneming – dat daarmee het hebben van leidingen in de grond moet worden gedoogd. Het Hof kwam daarop tot oordeel dat het energiebedrijf in aanmerking kwam voor een vrijstelling van precariobelasting op grond van de contractuele gedoogplicht. Deze vrijstelling gold zowel voor het laagspanningsnet als het hoogspanningsnet.

Conclusie

Of een gemeente precariobelasting kan heffen hangt dus met name af van wat de gemeente in de gemeentelijke verordening heeft opgenomen in welke gevallen heffing achterwege blijft. Dat kan van gemeente tot gemeente verschillen vanwege de gemeentelijke belastingautonomie. Verder is van belang wat in de overeenkomst tussen een nutsbedrijf met een kabel/leidingennetwerk is opgenomen met betrekking tot het gedogen van de benodigde activiteiten met betrekking tot dat netwerk.
 
Vrijstelling niet alleen beperkt tot elektriciteitsnetwerk
De werkingssfeer van de hofuitspraak is ruimer dan alleen die van het elektriciteitsnetwerk van energiebedrijven, maar strekt zich ook uit tot netwerken van deze bedrijven op het gebied van de gaslevering, de stadsverwarming en het waterleidingbedrijf.
 
Uitfasering precariobelasting
Per 1 juli 2017 is een wet in werking getreden die de heffingsbevoegdheid van een gemeente, provincie of waterschap beperkt met betrekking tot openbare werken van algemeen nut. Het betreft de infrastructuur, netten, gastransportwetten of werken die in de Drinkwaterwet, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet of de Warmtewet worden beschouwd als openbare werken van algemeen nut. Doel van de beperking is om een einde te maken aan de situatie dat inwoners van een gemeente te maken krijgen met precariobelasting van aangrenzende gemeenten waar zij geen democratisch stemrecht hebben. De precariobelasting wordt overigens uitgefaseerd. Er is een overgangsregeling waarin een gemeente die in 2015 al precariobelasting heft, tot 1 januari 2022 de mogelijkheid behoudt deze belasting te heffen. Een verhoging van de tarieven is niet meer toegestaan.
 
 

Bron: PwC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

1

Gerelateerde artikelen