Het kabinet wil de regels voor het verstrekken van aandelenoptierechten als loon aantrekkelijker maken voor start-ups, scale-ups en andere werkgevers. Dat doel komt maar deels uit de verf, vindt loonbelastingspecialiste Léone Bource. "Innovatieve starters gaan hier niet heel veel beter van worden. Ze leveren iets in en krijgen er per saldo weinig voor terug."

Naar een ander heffingsmoment

De huidige aandelenoptieregeling in de loonbelasting gaat op de schop. Met een internetconsultatie introduceert het kabinet nieuwe fiscale regels voor het verstrekken van aandelenoptierechten als loon. Volgens de huidige regels is de werknemer loonheffingen verschuldigd op het moment dat hij zijn optierechten uitoefent. Vanaf 2022 verschuift de belastingheffing naar het moment dat de aandelen die de werknemer verkrijgt bij de uitoefening van zijn rechten verhandeld worden of verhandelbaar zijn. Dan zijn er voldoende liquide middelen beschikbaar om de loonheffingen van maximaal 49,5% te voldoen.

Of de werknemer op het verhandelbare moment ook daadwerkelijk zijn aandelen vervreemdt doet niet ter zake. Is sprake van niet direct verhandelbare aandelen dan mag de werknemer ook kiezen voor de huidige heffingsregels bij uitoefening van zijn optierecht.

Vijfjaargrens

Dat het laatste heffingsmoment straks aanknoopt bij de verhandelbaarheid van de aandelen is volgens Bource van Bource-Snikkenburg Tax Advisors een goede zaak. “Het huidige heffingsmoment bij de uitoefening van een aandelenoptierecht kan tot liquiditeitsproblemen leiden bij de werknemer. Dat is met de nieuwe regels voor een deel ondervangen, maar niet helemaal.”

Bource doelt op de vijfjaarsfictie: aandelen die door een contractuele beperking nog niet verhandelbaar zijn worden na vijf jaar geacht verhandelbaar te zijn. Het kabinet wil hiermee oneigenlijk gebruik en langdurig uitstel van heffing voorkomen. Bource heeft haar twijfels bij deze vijfjaarstermijn. “Doel van de nieuwe regels is om bij de heffing zoveel als mogelijk aan te sluiten bij het moment waarop liquide middelen beschikbaar zijn of kunnen zijn. Door een vijfjaarstermijn te hanteren doorkruist het kabinet zijn eigen doelstelling. Als de aandelen na vijf jaar nog niet verhandelbaar zijn heeft de werknemer nog altijd geen geld om de loonheffingen te voldoen en is hij ondanks de nieuwe regels niet beter af.”

Discussies

Naast deze liquiditeitskwestie verwacht Bource ook de nodige discussies want hoe bepaal je na vijf jaar de waarde van de nog niet verhandelbare aandelen? “Een geschatte waarde is per definitie voer voor discussie met de Belastingdienst. Het is beter om uit te gaan van het moment van levering, ook als dat pas na vijf jaar is. Dan weet je precies wat de aandelen de werknemer hebben opgeleverd en de betreffende werknemer beschikt over voldoende cash om de verschuldigde loonheffingen te betalen. Ook loopt de schatkist geen belastinginkomsten mis. Bij daadwerkelijke vervreemding kunnen de aandelen immers vele malen meer waard zijn dan bij een fictief heffingsmoment na vijf jaar. Zeker als het om een succesvolle start-up gaat.”

Niet veel wijzer

Met de nieuwe regels hoopt het kabinet dat werkgevers aandelenoptierechten veelvuldiger inzetten voor het aantrekken en het behouden van personeel met name in de sector van start-ups en scale-ups. Bource is hier niet zeker van. “Alhoewel de maatregel generiek is, komt het kabinet vooral deze sector tegemoet die het gemis aan liquiditeiten bij de uitoefening van een aandelenoptierecht als belangrijk knelpunt ervaart. Tegelijk met de verschuiving van het heffingsmoment, gaat er echter een streep door de gunstige regeling voor start-ups met een S&O-verklaring. Onder voorwaarden profiteren hun werknemers nu nog van een vrijstelling van maximaal € 12.500 bij de uitoefening van het optierecht. In ruil voor een in tijd beperkt later heffingsmoment gaat dit douceurtje ervan af. Per saldo worden start- en scale-ups er dus niet veel wijzer van.”

Doelredenering

De gunstige regeling voor innovatieve start-ups blijkt onvoldoende doeltreffend te zijn, schrijft het kabinet in de toelichting bij het consultatiedocument. In de praktijk wordt hier niet of nauwelijks gebruik van gemaakt. Bource vindt deze doelredenering voor afschaffing te kort door de bocht. “De regeling is amper twee jaar oud en bedoelt om start-ups een extra steuntje in de rug te geven. Zij hebben vaak weinig liquiditeiten en nog niet de mogelijkheid om al direct hoge salarissen aan hun werknemers te betalen. Door het toekennen van aandelenoptierechten kunnen zij toch talent aantrekken en werknemers aan zich binden. Aan deze doelstelling is niets veranderd. Dat de regeling ondoeltreffend is, komt doordat deze in tijd beperkt is en daardoor praktisch lastig te gebruiken. De regels gebruiksvriendelijker maken is in mijn ogen dan ook een logischere stap dan de hele regeling voor start-ups nu al weer af te schaffen.”

Concurrentiepositie

Volgens het kabinet zal de nieuwe fiscale regeling voor aandelenopties de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van onder meer de omringende landen verder bevorderen. In die zin zijn de nieuwe regels ook een belangrijke stap voorwaarts, schrijft het kabinet. “Het staat prachtig op papier, maar de praktijk is een stuk weerbarstiger,” reageert Bource. “Eerst zien en dan geloven. Uit het recente onderzoek van EY naar de fiscale behandeling van aandelenopties in tien relevante landen, waaronder België, Duitsland en Frankrijk, blijkt dat Nederland zeker geen unieke of extra fiscaal gunstige positie inneemt. Of Nederland ten opzichte van de concurrerende landen met de nieuwe regeling een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor start-ups en scale-ups valt dan ook te bezien.”

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws, Interviews

Rubriek: Loonbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

5

Gerelateerde artikelen