Bent u al bekend met de laatste editie van de serie kortzichtige wetsvoorstellen? Ik wel. De fiscale wereld is namelijk op Prinsjesdag 2023 ‘verblijd’ met het wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM.

‘‘Opdat wij de ‘no-cure-no-pay-gemachtigden’ bureaus een flink slag toebrengen’’, moeten de ambtenaren van het Ministerie van Financiën hebben gedacht bij het maken van dit wetsvoorstel. Maar ze stoten lelijk hun wetgevende neus, zo blijkt.

Met het wetsvoorstel wil het kabinet ‘‘de financiële prikkel wegnemen om namens een belanghebbende een bezwaarprocedure te starten of door te procederen met de overwegende reden om een proceskostenvergoeding of een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn te verkrijgen’’ (Kamerstukken II 2023/24, 36427, nr. 3, p. 8). Om dit te realiseren, worden in de Wet WOZ en de Wet BPM 1992 de hoogte van zowel de proceskosten als de immateriëleschadevergoedingen aanzienlijk verlaagd en vinden de uitbetalingen van deze vergoedingen uitsluitend nog plaats aan de belastingplichtigen. Door het wetsvoorstel wordt het voor no-cure-no-pay-gemachtigden lastiger gemaakt om een proceskosten- of immateriëleschadevergoeding uitbetaald te krijgen.

Op het eerste gezicht betreft dit een prima maatregel. De incentives voor de no-cure-no-pay-gemachtigden om door te procederen voor een hoge proceskosten- of immateriële schadevergoeding worden weggenomen, waardoor de druk op de rechtelijke macht afneemt. So far so good, zou je zeggen.

Maar bij het lezen van dit wetsvoorstel had ik destijds al het idee dat dit too good to be true was. Bijna een maand later, na lezing van de nota naar aanleiding van het verslag, blijkt die vrees uit te komen: ‘‘(..) door het kabinet zijn de eerste signalen ontvangen dat dergelijke bedrijven zich inmiddels ook richten op het controleren van de aangifte IB, de kostendekkendheid van de rioolheffing in de gemeentelijke begroting en de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag om namens gedupeerde ouders de tegemoetkoming te incasseren.’’ Kortom, het blijft met betrekking tot de no-cure-no-pay-gemachtigden dweilen met de kraan open. De Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM zal slechts in beperkte mate leiden tot een afname van de werkdruk bij de rechterlijke macht.

Wat mij betreft heeft het kabinet de plank misgeslagen door kortzichtige wetgeving voor te bereiden die alleen bestaande problemen oplost. Regeren is vooruitzien, zou de Franse journalist Émile de Girardin zeggen. Laat dit nu ontbreken bij dit demissionaire kabinet. Dat no-cure-no-pay-gemachtigden de grenzen verleggen en zich gingen oriënteren op nieuwe verdienmodellen, mag geen verrassing zijn. Dit maakt de tussenstand 1:2. Het kabinet mag aftrappen vanaf de middenstip. Ik adviseer bondscoach Van Rij om een aanvallende 4-4-3-formatie te kiezen en de bal via een aanpassing van art. 7:15 Awb in te schieten, zodat de incentives voor de no-cure-no-pay-gemachtigden om door te procederen voor een hoge proceskosten- of immateriëleschadevergoeding in de toekomst helemaal wordt weggenomen.

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Waardering onroerende zaken, Belastingheffing van motorrijtuigen

Informatiesoort: Uitvergroot

873

Gerelateerde artikelen