Advocaat-generaal IJzerman bespreekt de verhouding tussen naheffing van parkeerbelasting en de strafrechtelijke bestraffing van fout parkeren. Alleen als wordt geparkeerd op een plaats waar dat wettelijk verboden is, is naheffing van parkeerbelasting categorisch uitgesloten, aldus de A-G.
X is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Delft. X stelt dat er geen sprake was van (fiscaal) parkeren maar van fout parkeren, hetgeen valt onder de Wet Mulder.
Advocaat-generaal IJzerman bespreekt de verhouding tussen naheffing van parkeerbelasting en de strafrechtelijke bestraffing van fout parkeren. De auto van X stond met één wiel deels op het trottoir. X stelt dat dit weliswaar kan leiden tot een strafsanctie, maar niet tot constatering van (fiscaal) parkeren. De A-G is het niet eens met het uitgangspunt van X dat elk strafrechtelijk onjuist parkeren eraan in de weg zou staan dat terzake van dat parkeren parkeerbelasting kan worden geheven. Alleen als wordt geparkeerd op een plaats waar dat wettelijk verboden is, is naheffing van parkeerbelasting categorisch uitgesloten, aldus de A-G. Hoewel X zijn auto op een verboden wijze heeft neergezet, stond die wel degelijk op een plek waar parkeren niet verboden is. Dan is hier volgens de A-G de grondslag aanwezig voor de heffing van parkeerbelasting en is aldus voldaan aan de eisen van het legaliteitsbeginsel. De naheffing is dan terecht en het gelijk aan de gemeente. De A-G adviseert de Hoge Raad ook twee andere grieven van X te verwerpen. Die grieven houden in dat de gemeente niet bevoegd zou zijn na te heffen in een parkeervergunningsgebied en dat de tarieven buitensporig hoog zouden zijn. De klacht van X over het kort van tevoren annuleren van de zitting door het hof snijdt wel hout maar kan niet tot cassatie leiden.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 15 november