Hof Amsterdam handhaaft de met toepassing van omkering van de bewijslast opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, drijft een schoonmaakbedrijf. X wordt door de rechtbank strafrechtelijk veroordeeld wegens gebreken in zijn personeels- en salarisadministratie. Uit een boekonderzoek van de Belastingdienst blijkt dat van vrijwel alle werknemers een kopie van het identiteitsbewijs ontbreekt. Ook de werknemersgegevens over de werkzame periode worden niet aangetroffen. De inspecteur legt met toepassing van het anoniementarief naheffingsaanslagen loonheffingen op over de jaren 2007 en 2008.

Hof Amsterdam (V-N 2018/60.1.7) handhaaft de met toepassing van omkering van de bewijslast opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing. Het hof oordeelt dat de volgens de aangiften verschuldigde belasting zowel op zichzelf beschouwd als verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is geweest dan de verschuldigde belasting, en omkering van de bewijslast dus op zijn plaats is. Zo acht het hof aannemelijk dat het overgrote deel van de werknemers niet was opgenomen in de loonadministratie van X en voor die werknemers geen loonheffing is afgedragen. De naheffingsaanslagen berusten naar het oordeel van het hof op een redelijke schatting. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 26b

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen