Eiser, X, is eigenaar van een zogeheten herenhuis tussenwoning met een inhoud van ongeveer 981 m³. De woning is gelegen op een plaats waar vanaf februari 2010 een spoortunnel wordt gegraven. De tunnelwand komt te liggen op 4,5 meter van de voorgevel van de woning van X. Naar verwachting duren de bouwwerkzaamheden tot 2017/2018. In de periode van augustus 2009 tot april 2010 zijn vanwege de aanleg van de spoortunnel de trambaan en leidingen in de straat verlegd en is het trottoir voor de woning van X opengebroken. Na bezwaar van X heeft de heffingsambtenaar van de gemeente de WOZ-waarde 2010 verlaagd van € 605.000 naar € 503.000. In beroep bepleit X een verdere verlaging naar € 402.000. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de WOZ-waarde verder verlaagd moet worden in verband met de bouw van de spoortunnel. De rechtbank stelt vast dat in ieder geval op 1 januari van het belastingjaar (2010) er vergevorderde plannen bestonden voor de bouw van de tunnel. Vanaf die tijd konden potentiële kopers met deze omstandigheid rekening houden. Dat de bouwvergunning pas begin 2010 daadwerkelijk is verleend doet dan niet meer ter zake. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat de werkzaamheden al vanaf augustus 2009 bezig waren. De bouw van de tunnel vormt een specifiek voor de onroerende zaak geldende bijzondere omstandigheid als bedoeld in art. 18, derde lid, onderdeel c, Wet WOZ. Omdat de toestandsdatum wordt verlegd naar 1 januari 2010, moet met de waardedruk door de bouw rekening gehouden worden. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en verlaagt de WOZ-waarde naar € 472.750.
Lees ook het thema over de WOZ.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 13 februari