Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de wetgever de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden bij het laten vervallen van de vrijstelling motorrijtuigenbelasting voor auto's als die van X. 

Belanghebbende, X, schaft in 2010 een Audi A2 aan. In de jaren 2010 tot en met 2013 is X geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd vanwege de lage CO2-uitstoot van zijn auto. Op 1 januari 2014 wijzigt de wetgeving en als gevolg daarvan is X voor de auto wel motorrijtuigenbelasting verschuldigd en wel een bedrag van € 157 per kwartaal. In geschil is of de verhoging van de motorrijtuigenbelasting in strijd is met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de wetgever de grenzen van de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid niet heeft overschreden bij het laten vervallen van de vrijstelling motorrijtuigenbelasting voor auto's als die van X. Verder levert de motorrijtuigenbelasting van € 157 per kwartaal voor X geen individuele en buitensporige last op. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van schending van art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en verklaart het beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 23b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen