Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat weliswaar sprake is van een voor X draconische heffing, maar dat dit niet wegneemt dat het een regeling voor vervroegde uittreding is.

Belanghebbende, X, moet in 2012 drastisch bezuinigen en voert een Non-activiteitsregeling in voor haar personeel. De regeling is van toepassing op werknemers die voor onbepaalde tijd in dienst zijn en op de peildatum 1 januari 2013 57 jaar of ouder zijn. Deze werknemers kunnen vrijwillig van de regeling gebruik maken met behoud van het dienstverband en in het genot van non-activiteitsverlof tot het moment waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt. X heeft aldus over januari 2013 € 273.022 als eindheffing moeten afgedragen. In geschil is of de regeling kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding in de zin van art. 32ba lid 6 Wet LB 1964. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat weliswaar sprake is van een voor X draconische heffing, maar dat dit niet wegneemt dat het een regeling voor vervroegde uittreding is (zie HR 15 juni 2012, nr. 11/04002, V-N 2012/31.20). Het is namelijk een regeling die voorziet in uitkeringen tot het moment van het bereiken van de AOW-leeftijd, waarvan enkel werknemers van 57 jaar of ouder gebruik kunnen maken, Het maakt niet uit dat X aan de hand van de rapporten van de organisatiedeskundigen aannemelijk maakt dat er geen reëel ander instrument dan vrijwillige uitstroom voorhanden was en dat X dus genoodzaakt was om de regeling in te voeren. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 32ba

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 februari

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen