Belanghebbende (B) verricht activiteiten op het gebied van grond-, weg- en waterbouw. X is de enige gevolmachtigde van B en voert feitelijk de werkzaamheden uit. X heeft geen vast woonadres. B stelt een bestelauto ter beschikking aan X. De bestelauto wordt mede voor privédoeleinden gebruikt. X heeft een slaapplek in de vrachtruimte van de bestelauto. B brengt alle BTW terzake van de bestelauto in aftrek, en geeft geen privégebruik aan. B overlegt een achteraf opgesteld overzicht van zakelijk gereden kilometers en gebruikt de tellerstanden van de RDW om het totaal aantal gereden kilometers per jaar vast te stellen. Verder brengt B BTW in aftrek op kosten en investeringen voor de bouw van een vakantiewoning. Deze wordt gebouwd op een in het buitenland gelegen perceel van een aan haar gelieerde stichting. De Belastingdienst legt naheffingsaanslagen BTW op, waarbij zij BTW over het privégebruik volgens het forfait en de BTW-aftrek voor de vakantiewoning corrigeert en een vergrijpboete oplegt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat het privégebruik terecht op basis van het forfait is bepaald. De overgelegde kilometeradministratie is onbetrouwbaar en dus niet bruikbaar om het werkelijk gebruik te bepalen. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat dezelfde heen- en terugreis steeds exact dezelfde kilometers oplevert. Verder heeft belanghebbende (B) in 2016 meer zakelijke kilometers verantwoord, dan volgens het totaal dat volgt uit de tellerstanden van de RDW. Om het werkelijk gebruik te bepalen, zijn tenminste de tellerstanden op 1 januari en 31 december van een jaar nodig en een betrouwbare kilometeradministratie.
Wat betreft de BTW-aftrek ten behoeve van de bouw van de vakantiewoning in het buitenland, moet belanghebbende haar recht op BTW-aftrek aannemelijk maken. B stelt dat zij bevoegd is om te verhuren of te verkopen. De huurovereenkomst van 24 december 2016 spreekt van een jaarlijkse huur van € 3000. Dat komt echter niet overeen met de later opgestelde facturen aan B, noch met de betalingen hiervoor. Bij het boekenonderzoek is bovendien juist een factuur van B aan de (verhurende) stichting aangetroffen, ter zake van verhuur van het perceel. Vanwege de grote hoeveelheid onduidelijkheden vindt de rechtbank dat B niet aannemelijk maakt dat de bouwmaterialen in het kader van haar onderneming aanschaft of gebruikt voor BTW-belaste handelingen.
De rechtbank vernietigt de vergrijpboete. De Belastingdienst maakt niet aannemelijk dat B dermate lichtvaardig handelt dat sprake is van grove schuld.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant