Belanghebbende (X) en zijn vrouw exploiteren in maatschapsverband een tuin- en landbouwbedrijf. Ze telen onder andere asperges, op in Duitsland gepachte grond. In 2005 krijgt de FIOD ECD een verzoek om inlichtingen van haar Duitse collega's over de verkoop van asperges door de maatschap aan een Duitse marktkoopman (Z). Naar aanleiding van het onderzoek dat vervolgens is ingesteld, stelt de inspecteur dat de maatschap asperges buiten de boekhouding om heeft verkocht aan Z. De inspecteur legt vervolgens een IB-navorderingsaanslag 2001 met boete op. Rechtbank Breda beslist dat belanghebbende een afdoende verklaring heeft gegeven voor de verschillen tussen de gemiddelde aspergeopbrengst per ha van belanghebbende in Duitsland en de opbrengst per ha volgens de KWIN-norm. Volgens de rechtbank is er dan ook geen reden om van de door belanghebbende geadministreerde omzet af te wijken. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de administratie van Z niet door haar of de inspecteur is gecontroleerd, of te controleren is, terwijl dat met de administratie van belanghebbende wel is gebeurd. Volgens de rechtbank is dan aannemelijk dat de administratie van de maatschap een juiste en betrouwbare weergave geeft van de werkelijkheid. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag en de boete.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de boekhouding van belanghebbende moet worden verworpen. Volgens het hof kan aan de door de inspecteur aangedragen informatie – twee afschriften van handgeschreven notities van Z – onvoldoende bewijskracht worden ontleend om vast te stellen dat belanghebbende ontvangsten ter zake van de verkoop van asperges aan Z, niet in de administratie heeft verwerkt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.