Mevrouw X heeft de Nederlandse nationaliteit, alsmede de nationaliteit van land A. X woont in Nederland en werkt vanaf februari 2006 tot eind 2007 als administratieve kracht bij het consulaat van A. X ontvangt haar salaris van het ministerie van Buitenlandse Zaken van A. In geschil is of X premieplichtig is voor de volksverzekeringen alhier. Niet in geschil is dat X in Nederland is aangeworven en dat Nederland geen verdrag inzake de sociale zekerheid met A heeft. In de beroepsfase heeft de inspecteur met betrekking tot de onderhavige inkomsten inmiddels volledige vrijstelling voor de inkomstenbelasting verleend en de heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat op X als ingezetene van Nederland de verzekeringsplicht en premieplicht van toepassing is volgens de normale regels. X voldoet namelijk niet aan de in art. 13 van de BUB genoemde criteria van niet-verzekerd zijn van uitgezonden personeel en art. 16 van de BUB over niet op ambassades en consulaten werkzame buitenlandse ambtenaren dient buiten toepassing te worden gelaten. Het maakt niet uit dat op haar inkomen inhoudingen hebben plaatsgevonden die vergelijkbaar zijn met de Nederlandse premies voor de volksverzekeringen. Er bestaat namelijk geen regeling om dubbele premieheffing te voorkomen. X claimt voorts ten onrechte beperking van de heffingsrente tot één jaar na indiening van de aangiften. De Belastingdienst hanteert namelijk slechts de streeftermijn van één jaar voor het opleggen van de definitieve aanslag. De beroepen van X zijn slechts gegrond voorzover de inspecteur ambtshalve aan de standpunten van X tegemoet is gekomen.