X bv, een uitzendbureau, heeft met name laaggeschoolde Poolse uitzendkrachten in dienst. De Polen werken met name in de tuinbouw en de bloemenhandel. Bepaalde uitzendkrachten moeten deelnemen aan een door X bv aangeboden scholingstraject. In verband hiermee claimt X bv de afdrachtvermindering onderwijs. De inspecteur is echter van mening dat niet aan de voorwaarden voor de afdrachtvermindering wordt voldaan. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de Poolse uitzendkrachten de beroepspraktijkvorming hebben gevolgd die hoort bij de BBL van de opleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent. De rechtbank overweegt daarbij dat niet is gebleken dat de uitzendkrachten in de praktijk onderricht van het beroep Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent hebben gekregen. Met name is volgens de rechtbank niet gebleken dat het praktijkdeel 60% of meer van de studieduur heeft betroffen. Ook overweegt de rechtbank nog dat X bv weliswaar heeft gesteld dat er voldoende capaciteit voor de praktijkbegeleiding aanwezig was, maar dat dit niet is onderbouwd. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Den Haag oordeelt dat X bv geen recht heeft op afdrachtvermindering onderwijs voor haar Poolse uitzendkrachten. Het hof is het namelijk met de rechtbank eens dat X bv niet aannemelijk maakt dat de werknemers de beroepspraktijkvorming die behoort bij de BBL van de opleiding Arbeidsmarktgekwalificeerd assistent hebben gevolgd. Het hof overweegt daarbij dat X bv ook in hoger beroep niet voldoende met concrete gegevens heeft onderbouwd dat de werknemers meer hebben gevolgd dan Nederlandse taal- en cultuurlessen op het niveau buitenlanders NT2, en in dat kader opdrachten hebben gemaakt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14