X bv is een woningbouwvennootschap, die een vrijstelling geniet op grond van de Wet Belastingherziening 1950. Door het Belastingplan 2004 eindigt deze vrijstelling voor boekjaren die aanvangen vanaf 1 januari 2004. X bv wijzigt haar boekjaar op 28 november 2003, waardoor ze slechts één lang boekjaar 2003/2004 heeft en geen boekjaar 2004. Over 2004, 2005 en 2007 heeft X bv geen VPB-aangifte gedaan. In geschil zijn de VPB-(navorderings)aanslagen over 2004 tot en met 2007, alsmede de boetes.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv door de statutaire boekjaarwijziging een incidenteel fiscaal voordeel wilde behalen. Aannemelijk is dat X bv haar boekjaar vervroegd per 1 december 2003 heeft laten ingaan om zo ook nog geheel 2004 te kunnen profiteren van de vrijstelling. X bv stelt vergeefs dat de navorderingsaanslag over 2004 niet rechtsgeldig is omdat er geen boekjaar 2004 zou zijn. De bewijslast voor wat betreft haar herinvesteringsvoornemen rust op X bv. Voor 2004, 2005 en 2007 is die bewijslast zelfs verzwaard. In dat bewijs slaagt X niet, zodat er geen dotaties aan de herinvesteringsreserve (HIR) mogelijk zijn en dat de bestaande HIR moet vrijvallen. Aangezien partijen op de zitting zijn overeengekomen dat de boetes voor 2004, 2005 en 2007 moeten worden vernietigd en de inspecteur stelt dat de aanslag over 2007 alsnog moet worden verminderd, is het beroep van X bv slechts in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet inkomstenbelasting 2001 3:54
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 19 juli