Hof Amsterdam oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de kosten van levensonderhoud van kinderen. Zijn blote stelling dat hij voldoende kosten maakt, omdat zijn kind drie dagen per week bij hem verblijft, is onvoldoende. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Naar aanleiding van een onderzoek naar het aangiftegedrag van de medewerkers van het kantoor van de gemachtigde van X stelt de inspecteur vragen aan X over de in zijn aangiften afgetrokken kosten. De inspecteur legt vervolgens navorderingsaanslagen IB/PVV 2012-2015 op. In hoger beroep is in geschil of X recht heeft op aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen en aftrek van rente en kosten ten aanzien van een door hem afgesloten lening. Niet is meer in geschil dat X in aanmerking komt voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK).

Hof Amsterdam (V-N 2023/6.1.3) oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van de kosten van levensonderhoud van kinderen. Zijn blote stelling dat hij voldoende kosten maakt, omdat zijn kind drie dagen per week bij hem verblijft, is onvoldoende. De maandelijkse storting van € 150 op de spaarrekening is in dat kader ook niet voldoende, omdat deze bedragen niet zijn bedoeld en ook niet zijn aangewend voor het levensonderhoud in de jaren van de stortingen. Ook heeft de inspecteur de aftrek van de kosten in verband met de lening voor de garage terecht geweigerd. De garage is namelijk geen aanhorigheid van X' woning. Wel is het eigenwoningforfait te hoog vastgesteld, omdat X het forfait bij zijn inkomen heeft opgeteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 juni

49

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen