Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat bij de uitspraken op bezwaar geen zorgvuldige heroverweging van de navorderingsaanslagen heeft plaatsgevonden omdat in beide fasen de beslissingen door dezelfde functionaris zijn genomen.

Belanghebbende, X, woont in 2016 en 2017 in Nederland en is werkzaam in Duitsland. In zijn aangiften IB/PVV 2016 en 2017 verzoekt X om toepassing van de compensatieregeling op grond van het Belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland. X geeft aan dat in beide jaren op zijn loon respectievelijk € 36.212 en € 38.229 aan Duitse Lohnsteuer is ingehouden. Op verzoek van de inspecteur overlegt X de Duitse aanslagen voor beide jaren, waaruit blijkt dat de in Duitsland verschuldigde inkomstenbelasting voor deze jaren lager is. Vervolgens legt de inspecteur navorderingsaanslagen IB/PVV 2016 en 2017 op en ondertekent dezelfde inspecteur de uitspraken op bezwaar.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwijst de zaken terug naar de bezwaarfase omdat er geen zorgvuldige heroverweging van het primaire besluit heeft plaatsgevonden. Uit de gedingstukken blijkt namelijk dat de inspecteur die de uitspraken op bezwaar heeft gedaan, feitelijk ook de navorderingsaanslagen heeft vastgesteld. De beroepen van X zijn gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:22

Algemene wet bestuursrecht 10:3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 juni

69

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen