Hof Den Haag oordeelt dat hoger beroep ongegrond is omdat X voor een reeks formeelrechtelijke stellingen geen feiten aanvoert.

X drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak en staat ook met zijn echtgenoot in twee uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel vermeld als vennoot van een vof. In de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2008 en 2012 geeft X verliezen uit onderneming aan. De inspecteur volgt de aangiften niet omdat hij standpunt inneemt dat er geen sprake is van een onderneming en/of van verliezen geen sprake is. X komt in bezwaar met enkele materieelrechtelijk en een reeks formeelrechtelijke stellingen. De inspecteur komt met zijn uitspraken op bezwaar gedeeltelijk tegemoet aan X. Rechtbank volgt een aantal stellingen en kent een ISV toe. 

Hof Den Haag oordeelt over een reeks formeelrechtelijke stellingen van X dat hij daarvoor geen feiten aandraagt. Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank. Tegen de brieven die zijn aangeduid als ‘nadere uitspraken op bezwaar betreffende de jaren 2008, 2008, en 2010’ is geen beroep mogelijk omdat dit niet voor beroep vatbare beslissingen zijn. De hoorplicht is niet geschonden omdat voldoende gesprekken hebben plaatsgevonden. De inspecteur brengt niet alle op de zaak hebbende stukken in. Hieraan verbindt het hof net als de rechtbank geen consequenties. De toegekende ISV blijft ongewijzigd. Hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:12

Algemene wet bestuursrecht 3:3

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet inzake rijksbelastingen 7

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 6 juni

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen