Belanghebbende, X, is in 2006 betrokken bij de oprichting van K nv. K nv schaft in 2006 een onroerende zaak met tien appartementen en een duikschool aan. De onroerende zaak wordt vervolgens verbouwd. X verstrekt een geldlening aan K nv. In zijn IB-aangifte 2012 waardeert X de vordering op K nv af met € 138.852, en in zijn IB-aangifte 2013 met € 62.500. De inspecteur accepteert de afwaarderingen niet, omdat er volgens hem sprake is van een onzakelijke lening.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de afwaarderingen van de lening terecht heeft gecorrigeerd. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat er sprake is van een onzakelijke lening. De rechtbank overweegt daarbij dat er geen aflossing of rente is overeengekomen. Verder zijn er geen zekerheden verstrekt, is het bedrag van de verstrekte gelden ten opzichte van de waarde van het onroerend goed hoog en is op de onroerende zaak reeds beslag gelegd door derden. Ook acht de rechtbank van belang dat niet is gebleken dat een ondernemingsplan is opgesteld en dat K nv vanaf de oprichting enkel verliezen heeft geleden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema De onzakelijke lening
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92