A, de vader van belanghebbende, X, overlijdt in 2010. In zijn testament heeft A X als legataris aangewezen. X maakt geen bezwaar tegen de in 2011 opgelegde aanslag erfbelasting. In 2014 verzoekt X de inspecteur om inzage te verlenen in het dossier inzake de aangifte erfbelasting. De inspecteur wijst dit verzoek af omdat X geen erfgenaam is. X maakt hiertegen bezwaar, waarop de inspecteur reageert dat er geen sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking. X gaat vervolgens in beroep. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren, omdat de afwijzing van het verzoek geen belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking is. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 10 februari 2017, 16/00245, V-N 2017/25.1.2) oordeelt dat de beslissing van de inspecteur om het verzoek af te wijzen geen belastingaanslag is, of een voor bezwaar vatbare beschikking, als bedoeld in art. 26 lid 1 AWR. De inspecteur had het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26