In 1991 overlijdt C, de moeder van belanghebbende, X. C heeft bij haar testament X als erfgenaam aangewezen. X's vader, A, overlijdt in 2010. A heeft X in zijn testament als legataris aangewezen. X maakt geen bezwaar tegen de in 2011 opgelegde aanslag erfbelasting. In 2015 verzoekt X de inspecteur om aan te geven of het door haar bijgevoegde aangiftebiljet successierecht betreffende C een exacte kopie en volledig is. De inspecteur wijst dit verzoek op 14 januari 2015 af, omdat X geen erfgenaam is. Bij brief van 23 januari 2015 herhaalt X haar verzoek. X gaat vervolgens op 27 februari 2015 in beroep. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er geen uitspraak op bezwaar is gedaan en dat de afwijzing van het verzoek geen belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking is. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 10 februari 2017, 16/00246, V-N Vandaag 2017/941) oordeelt dat de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof overweegt daarbij dat er ten tijde van het indienen van het beroepschrift nog geen uitspraak op bezwaar was gedaan. Het hof merkt hierbij de brief van 23 januari 2015 aan als bezwaarschrift, zodat de beslistermijn op het bezwaar voor de inspecteur nog niet was verstreken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26