X, een stichting, vraagt bij de gemeente Pijnacker-Nootdorp een bouwvergunning aan voor de bouw van 120 huurwoningen en één focussteunpunt. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag vordert de heffingsambtenaar van de gemeente van X een bedrag van € 364.933,81 aan bouwleges. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er sprake is van een vooraf kenbare overschrijding van de opbrengstlimiet van art. 229b Gemeentewet die moeten leiden tot algehele onverbindendheid van de legesverordening en tot vernietiging van de nota leges (Rb 's-Gravenhage, 23 juni 2010, nr. AWB 09/7960, V-N 2010/35.22).
Hof 's-Gravenhage concludeert tot algehele onverbindendheid van de legesverordening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp wegens een vooraf kenbare overschrijding van de opbrengstlimiet. Het hof stelt eerst vast dat legesverordening 2008 en niet die van 2007 van toepassing is aangezien de heffingsambtenaar onweersproken heeft gesteld dat hij de aanvraag in 2008 heeft ontvangen. Vervolgens oordeelt het hof dat X aannemelijk heeft gemaakt dat de door de heffingsambtenaar in zijn hoger beroepschrift gepresenteerde raming van de baten substantieel te laag is doordat daarin een incidentele bate van € 3.499.548 niet is opgenomen. De heffingsambtenaar heeft zijn stelling dat dit bedrag niet ziet op legesheffing, maar op de opbrengst van de verkoop van snippergrond en grondexploitatie op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Het is voor het hof aannemelijk dat het bedrag aan incidentele baten wel degelijk betrekking heeft op de legesheffing. Rekening houdend met deze extra legesbaten bedraagt de kostendekkendheid van de legesverordening ongeveer 190%.