De Hoge Raad stemt in met het oordeel van Hof Arnhem dat de legesverordening van de gemeente Utrecht algeheel onverbindend verklaard moet worden.

De heffingsambtenaar van de gemeente Utrecht vordert van X bv een bedrag aan leges wegens het in behandeling nemen van een bouwaanvraag. Hof Arnhem verklaart in hoger beroep de legesverordening, waarop de legesnota is gebaseerd, geheel onverbindend wegens strijd met de opbrengstnorm van art. 229b Gemeentewet. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de gemeente tekortgeschoten is in de informatieverstrekking over de kostendekkendheid van de leges.

De Hoge Raad stemt in met het oordeel van Hof Arnhem dat de legesverordening van de gemeente Utrecht algeheel onverbindend verklaard moet worden. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar de twijfel van X bv over de kostendekkendheid van de leges niet naar vermogen heeft weggenomen. Nu de heffingsambtenaar geen (nadere) feitelijke gegevens heeft verstrekt, was het hof naar eigen zeggen niet in staat de vragen ten aanzien van de feiten noch de vragen ten aanzien van het recht te beantwoorden. De Hoge Raad overweegt dat de oordelen van het hof geen blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en verder, als verweven met waardering van feitelijke aard, in cassatie niet op juistheid kunnen worden getoetst. Door het gebrek aan informatie heeft het hof terecht besloten de verordening algeheel onverbindend te verklaren. De Hoge Raad kan zich eveneens vinden in de beslissing van het hof dat er geen aanleiding bestond om de zaak te schorsen om de gemeente in staat te stellen alsnog openheid van zaken te geven. Conclusie is dat het cassatieberoep van B&W van de gemeente Utrecht ongegrond is.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hoge Raad

13

Gerelateerde artikelen