De Hoge Raad oordeelt dat X niet is uitgenodigd om aangiften te doen als binnenlands belastingplichtige, zodat aan de omstandigheid dat hij niet deze aangiften heeft gedaan niet de conclusie kan worden verbonden dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. X verzoekt om herziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X is belastingadviseur en staat vanaf 2008 ingeschreven in Thailand. Uit een door de Belastingdienst in 2013 ingesteld onderzoek is gebleken dat X over de jaren 2010 tot en met 2013 aangiften heeft ingediend voor cliënten die zijn verzonden vanaf een Nederlands IP-adres, en X veelvuldig in Nederland verbleef en hij hier dus zijn woonplaats heeft behouden. Voor de jaren 2011 tot en met 2014 is X uitgenodigd om als buitenlands belastingplichtige aangifte te doen voor de IB/PVV. X heeft die aangiften ingediend. In geschil zijn diverse (navorderings)aanslagen IBB/PVV met 50% vergrijpboeten. Volgens Hof Den Haag moet de bewijslast voor alle jaren worden omgekeerd en verzwaard, omdat X ten onrechte geen aangiften heeft gedaan als binnenlands belastingplichtige en de daardoor gemiste bedragen aan belasting relatief en absoluut aanzienlijk zijn. De aanslagtermijn voor 2011 is verlengd met de periode tussen het geven van de informatiebeschikking en het vervallen daarvan. Er is geen sprake van (voorwaardelijke) opzet met betrekking tot het onjuist doen van de aangiften, zodat de boeten worden vernietigd. Zowel X als de Staatssecretaris van Financiën stelt beroep in cassatie in.
De Hoge Raad (V-N 2022/7.15) oordeelt dat X niet is uitgenodigd om aangiften te doen als binnenlands belastingplichtige, zodat aan de omstandigheid dat hij niet deze aangiften heeft gedaan niet de conclusie kan worden verbonden dat hij niet de vereiste aangiften heeft gedaan. Het einde van de termijnverlenging is niet geregeld als een informatiebeschikking van rechtswege vervalt door het opleggen van de aanslag. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat deze termijnverlenging ook in dat geval eindigt en wel op het moment waarop de informatiebeschikking vervalt. De aanslag van 2011 is dus tijdig opgelegd. Het beroep van X is deels gegrond en er volgt verwijzing naar Hof Amsterdam. X verzoekt om herziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4