Belanghebbende (X) exploiteert een schapenhouderij en rundveehandel. Hij is tevens in dienstbetrekking werkzaam, voor Z bv. De bedrijfswoning behoort tot het ondernemingsvermogen. In 2002 is er bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. In het rapport wordt opgemerkt dat de bedrijfsresultaten de afgelopen jaren aanzienlijk negatief waren en dat bij een volgend onderzoek zal worden beoordeeld of er nog steeds sprake is van een bron van inkomen. In 2006 wordt wederom een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Naar aanleiding van dit onderzoek stelt de inspecteur dat belanghebbende zijn onderneming per 31 december 2004 heeft gestaakt. Belanghebbende stelt dat de onderneming in 2003 is gestaakt. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur in alle redelijkheid het stakingsmoment op 31 december 2004 heeft kunnen bepalen. Met het waardedrukkend effect van de zelfbewoning hoeft volgens de rechtbank slechts rekening worden gehouden met betrekking tot het woongedeelte van de bedrijfswoning. De rechtbank verlaagt de aanslag.
Hof Leeuwarden oordeelt dat belanghebbende aan het boekenonderzoek uit 2002 niet het vertrouwen kon ontlenen dat de stakingswinst in 2002 of 2003 in aanmerking zou worden genomen. Volgens het hof zijn in het controlerapport namelijk niet dergelijke opmerkingen opgenomen. Over de etikettering van de bedrijfswoning merkt het hof op dat belanghebbende binnen de grenzen van de redelijkheid is gebleven door het tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. De inspecteur wordt ook ten aanzien van de gehanteerde waardedrukking in verband met de zelfbewoning door het hof in het gelijk gesteld. Het hof neemt hierbij mee dat het stallen van de in privé gehouden paarden in enige boxen in het achterhuis niet meebrengt dat de boxen voor woondoeleinden worden gebruikt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Leeuwarden
Editie: 22 februari