Belanghebbende, X, en haar echtgenoot zijn betrokken bij het beheer van, de handel in en de exploitatie van onroerende zaken. Op 12 juni 2015 is X strafrechtelijk veroordeeld voor het medeplegen van gewoontewitwassen, valsheid in geschrifte en oplichting. De inspecteur legt X ambtshalve aanslagen ib/pvv en Zvw op over de jaren 2011 tot en met 2013. Ook zijn vergrijpboetes opgelegd. Om de inkomenspositie van X te bepalen is gebruik gemaakt van onder meer bij huiszoekingen aangetroffen bescheiden en de gegevens uit de systemen van de Belastingdienst. In beroep stelt X dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld en dat de vergrijpboetes ten onrechte zijn opgelegd.
Volgens Rechtbank Den Haag is niet sprake van schending van de hoorplicht in de bezwaarfase. X is meerdere keren in de gelegenheid gesteld gehoord te worden maar is daar niet op ingegaan. Volgens de rechtbank moet de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard omdat X de vereiste aangiften niet heeft gedaan. X slaagt er niet in te doen blijken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. De aanslagen zijn volgens de rechtbank gebaseerd op redelijke schattingen en worden gehandhaafd. De vergrijpboetes zijn terecht opgelegd maar worden gematigd vanwege omkering van de bewijslast en overschrijding van de redelijke termijn.