De Minister voor Wonen en Rijksdienst vindt dat er geen afdoend en objectiveerbaar verschil is tussen de verhuurders van hofjes en andere verhuurders die onder de verhuurderheffing vallen. Hij ziet geen reden om voor de verhuurders van hofjeswoningen inzake de verhuurderheffing een uitzondering te maken.

Brief Minister voor Wonen en Rijksdienst, 13 augustus 2014 2014-0000384948

De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Karabulut over de gevolgen van de verhuurderheffing voor hofjeswoningen. Hij bevestigt dat hij er voor de heffing van de verhuurderheffing bewust voor gekozen heeft om geen uitzondering te maken voor verhuurders van bijzondere objecten. Dit zou een inbreuk betekend hebben op de eenvoudige vormgeving van de heffing. Verder ziet hij geen redenen van algemeen belang die het maken van onderscheid tussen categorieën van verhuurders rechtvaardigen. Het overgrote deel van de gereguleerde huurwoningen is van woningcorporaties die, net als de verhuurders van historische of monumentale hofjes, evenmin winst nastreven en die ook een sociale en maatschappelijke taak vervullen. Daarnaast bestaan er ook verhuurders van hofjeswoningen die meer vergelijkbaar zijn met commerciële verhuurders en zijn er ook commerciële verhuurders die een sociaal en maatschappelijk beleid voeren. Hij vindt dat er geen afdoend en objectiveerbaar verschil is tussen de verhuurders van hofjes en andere verhuurders die onder de heffing vallen. Verder merkt hij op dat indien de verhuurderheffing tot verhoging van de verhuurprijzen leidt die verhoging voor de lagere inkomens gecompenseerd wordt door de werking van de huurtoeslag.  

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verhuurderheffing

Regelgevende instantie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Editie: 15 augustus

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen