Aan belanghebbende, mevrouw X, zijn over 2009 en 2011 diverse voorlopige teruggaven in de IB-sfeer opgelegd. X beklaagt zich over het feit dat de uitbetaling van de maandelijkse termijnen te traag verloopt. De ontvanger kent aan X met betrekking tot 2009 een coulancerente toe van € 35. In juni 2011 stelt X de ontvanger in gebreke en verzoekt om toekenning van dwangsommen in verband met de niet tijdige uitbetaling. X gaat vervolgens in beroep wegens het uitblijven van een beslissing op haar verzoek. X verzoekt in dat kader om toekenning van vermogensschade van maar liefst € 2.472.000.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er geen sprake is van besluiten waartegen bezwaar of beroep mogelijk is, zodat de beroepen van X niet-ontvankelijk zijn. De beroepen zijn namelijk slechts gericht tegen feitelijke handelingen van de ontvanger ter uitvoering van andere daaraan ten grondslag liggende besluiten. Met betrekking tot de eventueel onterechte verrekening door de ontvanger en de door X geleden vermogensschade dient zij zich tot de burgerlijke rechter te wenden.