A-G Wattel is van mening dat de belastingrenteregeling ten onrechte ziet op titelverzuimen en niet op betalingsverzuimen. Het berekenen van rente over een periode waarin nog geen hoofdsom bestaat, heeft materieel als een titelverzuimboete te gelden.

Aan X bv is een voorlopige VPB-aanslag over 2016 opgelegd, die door haar is betaald. In maart 2018 wordt deze aanslag verminderd naar aanleiding van haar aangifte. Op 24 maart 2018 ontvangt zij daarom een teruggave van € 344.593 (zonder belastingrente). Na een boekenonderzoek wordt de voorlopige aanslag in september 2018 weer verhoogd. X bv betaalt daarom € 14.478 met € 1553 belastingrente (1 juli 2017 tot 24 maart 2018). Volgens X bv moet rekening worden gehouden met de periode, waarin de belasting al bij de Belastingdienst was. Hof Den Haag beperkt de belastingrente uitsluitend op grond van het vertrouwensbeginsel. Tot 8 december 2017 bestond er namelijk begunstigend beleid. Dit beleid kan niet met terugwerkende kracht worden ingetrokken, zodat er tot 8 december 2017 geen belastingrente in rekening mag worden gebracht. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. X bv gaat incidenteel in cassatie.

Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat de belastingrenteregeling ten onrechte ziet op titelverzuimen en niet op betalingsverzuimen. Het berekenen van rente over een periode waarin nog geen hoofdsom bestaat, heeft materieel als een titelverzuimboete te gelden. Dit onevenredige en onrechtvaardige gevolg van het door de wetgever gebruikte tweeslachtige en asymmetrische ‘verzuim’-begrip is niet voorzien. De wetgever wilde namelijk expliciet aansluiten bij de betalingsverzuimregelingen van de Awb en het Burgerlijk wetboek. Vanwege de kennelijke bedoeling om met twee maten te meten ten nadele van de belastingplichtige, net als uit het voor de Belastingdienst en de belastingplichtige verschillend invullen van dezelfde term ‘verzuim’, het om budgettaire redenen niet volgen van de daling van de wettelijke rente en het structureel eenzijdig op de belastingplichtige leggen van renterisico’s door onzekerheid over de omvang van de belastingschuld als verschillende redelijke fiscale standpunten mogelijk zijn, wordt geconcludeerd tot gegrondverklaring van het incidentele beroep van X bv. Het principale beroep is volgens de A-G ongegrond. Na verwijzing zal de feitenrechter moeten bepalen hoeveel belastingrente teveel in rekening is gebracht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30fb

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 19 juli

25

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen