Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de commissie van € 130.000 niet zijn grond vindt in de onderneming van X. De inspecteur maakt namelijk niet aannemelijk dat paard Z na 2009 buiten de privésfeer wordt verzorgd en getraind.

Belanghebbende, X, start in 2009 een eenmanszaak die zich bezighoudt met het berijden, stallen en trainen van paarden. Daarnaast komt zij met de door haar getrainde paarden uit op verschillende nationale en internationale wedstrijden en concoursen. Een van deze paarden is Z, die door haar vader, Q, in 2007 is gekocht. In 2014 wordt Z verkocht voor € 1,3 mln. Q maakt daarbij een commissie van € 130.000 over naar de zakelijke bankrekening van X. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2014 op aan X. Volgens de inspecteur vormt de commissie van € 130.000 namelijk winst voor X. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de commissie van € 130.000 die X van haar vader heeft ontvangen in verband met de verkoop van Z geen winst vormt voor haar.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de commissie van € 130.000 niet zijn grond vindt in de onderneming van X. De inspecteur maakt namelijk niet aannemelijk dat Z na 2009 buiten de privésfeer wordt verzorgd en getraind. Het is aannemelijk dat de wijze waarop Z, als hobby, door X werd bereden en getraind niet veranderde door de omstandigheid dat X ook andere paarden ging trainen en verzorgen. Ook maakt de inspecteur niet aannemelijk dat X met de training van Z een redelijkerwijs te verwachten voordeel heeft beoogd. Er is dan ook geen sprake van ROW. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 19 juli

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen