X bv laat haar gemachtigde bezwaar maken tegen aanmaningskosten betreffende een aan haar opgelegde verzuimboete. De Belastingdienst verklaart het bezwaarschrift ongegrond. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de Belastingdienst, omdat X bv op de valreep de boete had betaald, nooit aanmaningskosten in rekening heeft gebracht, waartegen X bv bezwaar had kunnen maken. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt X bv wegens lichtvaardig procederen in de proceskosten van de Belastingdienst. Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep eveneens niet-ontvankelijk maar om een andere reden, namelijk dat X bv heeft nagelaten om de gronden van het hoger beroep aan te voeren. De Hoge Raad oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring door het hof onterecht is, aangezien het hoger beroep van X bv reeds de gronden ervan bevatte (HR 6 januari 2012, nr. 11/00725, V-N 2012/4.9).
Na verwijzing oordeelt Hof Amsterdam – in afwijking van eerder Rechtbank Haarlem – dat X bv wel degelijk een procesbelang had bij haar beroep in eerste aanleg. Het hof overweegt dat de verschuldigdheid van de aanmaningskosten vaststaat met de verzending van de aanmaningsbrief en dat de vernietiging van de beschikking aanmaningskosten nooit heeft plaatsgevonden. Het procesbelang van X bv bestaat dus uit het verkrijgen van zekerheid over de verschuldigdheid van de aanmaningskosten en in de bij bezwaar gevorderde vergoeding van de kosten van bezwaar. De rechtbank heeft het beroep in eerste aanleg dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof verklaart dit beroep alsnog gegrond, draait de veroordeling van X bv in de proceskosten terug en veroordeelt daarnaast de ontvanger in de proceskosten van X bv voor in totaal € 299 (wegingsfactor 0,25).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 1:2
Kostenwet invordering rijksbelastingen 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 6 november